Wetenschap en democratie: Waarom democratische vernieuwing broodnodig is

Kees Breed was als directeur bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten verantwoordelijk voor democratische vernieuwing
en voor de kennisagenda van gemeenten. Voor Charge zoekt hij naar manieren de burger meer te betrekken bij de politiek.

Deel 2: de participatieve democratie.

Wetenschappelijke inzichten, onder meer van planbureaus en wetenschappelijke adviesraden, hebben vanaf de Tweede Wereldoorlog een belangrijke bijdrage aan de inrichting van de huidige welvaartsstaat geleverd. Recent zijn nieuwe beleidstheorieën en onderzoeksmethoden ontwikkeld die als wetenschappelijk fundament voor democratische vernieuwing kunnen dienen.

Beleidsinzichten komen traditioneel versnipperd tot stand in kunstmatig afgescheiden hokjes: bijvoorbeeld beleid voor economie, milieu, landbouw, natuur, stikstof en welzijn. In werkelijkheid zijn al deze terreinen juist stevig met elkaar verbonden, versterken zij elkaar of zitten zij elkaar juist in de weg. Daarom gaat eigentijdse beleidstheorie er vanuit dat het aanpakken van grote maatschappelijke opgaven, zoals op het gebied van klimaat en gezondheid, om een omvattende benadering vraagt. Kennis en innovatie zijn de uitkomst van een complex samenspel van organisaties en mensen, die samenwerken aan een gemeenschappelijk doel. Democratische vernieuwing vergt daarom een brede organische kijk op politiek en bestuur.

Het Rathenau-instituut (een denktank van de overheid) stelt in zijn rapport Kennis voor lokaal beleid dat transities alleen op een maatschappelijk verantwoorde manier tot stand kunnen komen als allerlei soorten kennis, ervaring en expertise worden gecombineerd. Juist de wisselwerking tussen wetenschappers, professionals uit de praktijk, ambtenaren, ondernemers en burgers - en tussen verschillende sectoren en technologiegebieden - is nodig om de maatschappelijke opgaven op een effectieve en samenhangende manier aan te pakken. Dit rapport gebruikt de metafoor van een ecosysteem, waarin al deze betrokkenen, sectoren en invalshoeken samenkomen. Deze benadering is niet uniek voor Nederland. Zij wint ook internationaal terrein. 

Maar hoe kunnen al die verschillende invalshoeken en belangen onder één noemer worden gebracht? Is een ‘machtsvrije dialoog’ waarnaar volgens Jürgen Habermas in een deliberatieve democratie zou moeten worden gestreefd mogelijk? Of wordt de uitkomst van een politiek besluitvormingsproces altijd bepaald in een machtsstrijd waarbij de sterkste aan het langste eind trekt? En  baseren vooral ook wetenschappers zich niet altijd op hun eigen data en vakgebied waardoor argumenteren ‘over’ de specialismen heen nauwelijks voorkomt?

Transdisciplinair onderzoek 

Intussen zijn in de wetenschap aanzetten ontwikkeld om die disciplinaire grenzen te overstijgen. Die aanzetten zijn erop gericht om gezamenlijk gedeelde inzichten te ontwikkelen door de afzonderlijke bevindingen en perspectieven met elkaar te verbinden. Bovendien schakelen zij betrokkenen bij een probleemstelling, bijvoorbeeld jongeren of wijkbewoners, in als actieve deelnemer aan het gemeenschappelijke kennisproces. Niet als ‘object van onderzoek’ maar samen met de onderzoekers als deelnemers in het wetenschappelijke proces. 

Zo bouwen wetenschappers van uiteenlopende disciplines aan een gezamenlijke gereedschapskist van wat zij transdisciplinaire methoden en technieken van onderzoek noemen. Veel van die technieken lijken ook goed toepasbaar in processen van democratische participatie met heel diverse groepen betrokkenen. Die hebben hun eigen ervaringen, achtergronden, inzichten, belangen en kijk op een maatschappelijk probleem. Dat maakt het moeilijk om het met elkaar eens te worden over praktische oplossingen. Nieuwe, innovatieve onderzoeksmethoden bieden uitkomst. De ‘Praktijkgids transdisciplinair werken’, recent uitgebracht door een breed netwerk van wetenschappers en praktijkdeskundigen, biedt voorbeelden en handvatten. Het doel van die instrumenten is om tot een proces van gedeelde meningsvorming te komen op basis van wetenschappelijk gefundeerde en maatschappelijk beproefde processen. 

Zo kan een nieuw perspectief op de voorbereiding van politieke besluitvorming ontstaan. Beleidsontwikkeling is dan niet langer een ondoorzichtig gebeuren dat zich afspeelt in overheidskantoren, waarbij keuzes voortvloeien uit een politiek machtsspel. Het wordt de uitkomst van een breed maatschappelijk proces. Gekozen vertegenwoordigers in een gemeenteraad of parlement zien dan niet langer alleen toe op hoe de overheid zijn macht gebruikt, maar ook op het democratische gehalte van de maatschappelijke besluitvorming. Heeft iedereen die dat wil de mogelijkheid gehad zich daarin te mengen? Zijn er geen meningen ondergesneeuwd in de loop van de beraadslagingen? Is voldoende rekening gehouden met de toekomstige effecten van het voorgestelde beleid.

De provincie Groningen heeft een ‘bestuurlijke maatlat’ opgesteld voor het beoordelen van de kwaliteit van een participatief project. Voorafgaand stellen Provinciale Staten per traject een beoordelingskader vast met heldere ambities en randvoorwaarden. Dit wordt vervolgens gedeeld met de beoogde deelnemers aan het traject. Na afloop toetsen de Staten of alle belangen voldoende zijn gehoord en meegewogen.

Fundamentele vragen

Er is nog veel werk te verzetten en er moet nog heel wat meer ervaring worden opgedaan voordat een dergelijk toekomstperspectief verwezenlijkt kan worden. Daarbij staat de haalbaarheid én de wenselijkheid van deze ideeën nog volop ter discussie. Het bestaande bestuursmodel is immers juist gebaseerd op de noodzaak van een zekere afstand tussen de overheid als representant van het algemeen belang en zijn burgers. Wanneer burgers steeds meer mede-eigenaar worden van de besluitvorming die aan het algemeen belang ten grondslag ligt, zal die afstand minder groot worden. De wetenschap kan helpen om daarvoor een solide basis te creëren. 

In opdracht van Charge verricht de Universiteit voor Humanistiek een overzichtsstudie naar de initiatieven op het gebied van deliberatieve democratie in Europa van de afgelopen tien jaar.


Bronnen

Rathenau Instituut (2022). Kennis voor lokaal beleid – Verkenning van de kennis en leerbehoeften van gemeenten. Grootel, L. van, Das, D. en Diederen, P.
|https://www.rathenau.nl/nl/kennis-voor-transities/kennis-voor-lokaal-beleid

Oskam, I. F. (Developer). (2023) Praktijkgids transdisciplinair werken: Tips en gereedschappen voor succesvol samenwerken bij de co-creatie van kennis en toepassingen. Web publication or website, Het Groene Brein, Community Sociaal Circulair. https://www.sociaalcirculair.nl/publicatie-artikel/praktijkgids-transdisciplinair-werken/

Vorige
Vorige

Europa in een spagaat: Open strategische autononomie

Volgende
Volgende

Marie Skłodowska-Curie: Grenzenverlegger in de Wetenschap